Toekomstzekerheid en autonomie: De experimenten van Weiss
De illusie van controle is een van de sleutelelementen in de stressbeleving bij mensen. Reeds in 1972 toonde J.M. Weiss met een reeks experimenten de invloed aan van sturing, voorspelbaarheid en beheersbaarheid bij gestresseerde ratten.
Over de ethische toelaatbaarheid van dergelijke proeven willen we het hier niet hebben. We geven enkel de resultaten weer zoals ze beschreven werden. Weiss wou het effect van autonomie en voorspelbaarheid meten op het ontstaan van stress. Hoe kun je aan de stress van een examen ontsnappen bijvoorbeeld? Welke technieken kun je dan toepassen?
Weiss stopte drie ratten in een kooi. Er was een eerste rat die als controle werd meegenomen. Dit om de proef te kunnen corrigeren voor de stress van het opgesloten zijn in een kooi. Deze rat kreeg nooit een stroomstoot toegediend. De andere twee ratten kregen op onverwachte momenten een reeks stroomstoten toegediend door middel van een elektrode op de staart. Belangrijk in de proefopstelling was het feit dat de elektroden gekoppeld waren zodat de hoeveelheid stroom die beide ratten toegediend kregen, telkens identiek was. Men zou kunnen zeggen dat de eisen die aan hen gesteld werden, op elk moment dezelfde waren.
Op onvoorziene momenten kregen rat 2 en rat 3 nu een reeks stroomstoten toegediend. Die schokken waren wel pijnlijk, maar richtten op zichzelf geen schade aan. Met een sonde kon bij de beide ratten het maagzuur en het ontstaan van maagzweren worden gemeten.
In die experimentele situatie kon een van de ratten de stroom ontwijken of de stroom uitschakelen door bijvoorbeeld aan een wieltje te draaien dat in de kooi aanwezig was. Ze had dus invloed op de situatie en leerde vrij vlug de stroom uit te schakelen door aan het wieltje te draaien. Op het moment dat rat 2 door een correcte actie de stroom kon uitschakelen kreeg rat 3 ook minder stroom. Alleen op de ogenblikken dat haar collega niet meer in staat was op het juiste moment het wieltje te bedienen, kreeg ze een stroomstoot. Het arme dier kon hierop echter geen enkele invloed uitoefenen en wist ook nooit wanneer de stroomstoot zou komen. Haar belasting was dus afhankelijk van de kwaliteit van het werk van haar collega.
Ze kon enkel angstig afwachten. Die rat nam vlugger in gewicht af en vertoonde meer maagzweren dan de rat die wel de stroom kon onderbreken door de bijkomende inspanning. Want die rat was in de mogelijkheid aan het wiel te draaien om de stroom te onderbreken.
Dat experiment bevestigt het belang van sturing. Als proefdieren invloed kunnen uitoefenen op een bedreigende situatie, krijgen ze minder last van stressletsels. De dreiging heeft minder invloed, want er is een controlemogelijkheid. En ook het belang van toekomstonzekerheid. Want rat drie was afhankelijk en wist niet wanneer de stroom ging komen.
In een tweede reeks van proeven liet Weiss een geluidssignaal voorafgaan aan de stroomstoot. Enkele seconden voor er stroom werd toegediend, weerklonk een belletje. Ook nu waren de ratten zonder sturingsmogelijkheden er het slechtst aan toe. Ze kregen het grootste aantal maagzweren. De ratten met sturingsmogelijkheden en met verwittiging vooraf, hadden nu niet meer maagzweren dan de controledieren. Een en ander wordt verklaard door het wegnemen van onzekerheid. Beide ratten wisten nu vooraf wanneer een bedreigende situatie zou optreden. Daardoor was de dreiging niet voortdurend aanwezig. Ze ontstond na het geluidssignaal en de dreiging was voorbij na de stroomstoot.
Dus hier zien we dat de waargenomen, subjectieve controlemogelijkheden bij ratten de stress verminderen. En ook een verminderde toekomstonzekerheid doet de stress dalen. Dat is precies wat ook bij mensen bekend staat. De perceptie van controle werkt stress verminderend. Het hoeft niet echt waar te zijn, men moet de perceptie hebben dat men een inbreng heeft. Zo zag ik onlangs grote reorganisaties in een ziekenhuis met verhuis naar een ander gebouw. Het ziekteverzuim nam dramatische vormen aan bij het verplegend personeel. Ze waren onzeker en hadden niet het gevoel een inbreng te hebben. Grote veranderingen en reorganisaties moeten dus zo opgezet worden dat medewerkers een gedeeltelijke invloed daarop kunnen uitoefenen. Dat vermindert de stress die er mee gepaard gaat.
We kunnen trouwens gemakkelijk aanvoelen wat in de experimenten van Weiss wordt beschreven. Als collega’s hun werk slecht doen zodat wijzelf meer dan normaal te verwerken krijgen, ontstaan mistevredenheid en stress. Niet door de grotere werklast, wel door een gebrek aan inbreng hierin. Leidinggevenden moeten dan Zwaarder belast worden dan gewoonlijk in de wetenschap dat een collega niet goed presteert, is een zware stressor.
Ook het effect van het inperken van regelmogelijkheden kan gemakkelijk worden aangevoeld. Stel je maar even voor dat je in een restaurant zit. Voor je staat een bord heerlijke soep. Maar naast je zit iemand die je telkens weer dicteert: neem nu je lepel, steek nu je lepel in de soep, breng de lepel naar je mond, nu slikken, leg nu je lepel neer, begin nu opnieuw… Iedereen zal wel aanvoelen dat zo’n inkrimping van de regelmogelijkheden niet bevorderlijk zal zijn voor de spijsvertering. Op dezelfde manier kan een gebrek aan controle op de uitvoering van het werk voor grote hoeveelheden stress zorgen.